PWS, klas 4

Inleiding

Profielwerkstuk X PGP

Het Profielwerkstuk is een grote afsluitende opdracht van je vmbo-opleiding. Het Profielwerkstuk is een onderdeel van je examen. Daarnaast werk je een product uit als afsluiting voor je PGP.

In deze opdracht laat je zien wat je weet en kunt op het gebied van samenwerken, onderzoek doen, informatie opzoeken, informatie lezen, informatie verwerken, producten maken en een presentatie geven.

Fases in het PWS

Fase 1 - Voorbereiden

Je kiest mensen om mee samen te werken.
Je kiest een onderwerp voor je profielwerkstuk.
Je beslist wat je gaat onderzoeken of maken.
Je begint met een logboek.
Je maakt een werkplan.
Je krijgt 2 begeleiders toegewezen waarvan 1 je PGP docent is.

Fase 2 - informatie zoeken

Je verzamelt informatie.
Je doet onderzoek.
Je schijft een plan van aanpak voor het te maken product.
Je houdt je logboek bij.

Fase 3 - informatie verwerken

Je verwerkt de informatie die je hebt gevonden.
Je maakt het product dat je wilt maken.
Je bedenkt hoe je het profielwerkstuk gaat presenteren.
Je schrijft een onderzoeksverslag.
Je houdt je logboek bij.

Fase 4 – presenteren

Je bereidt je presentatie voor.
Je presenteert je profielwerkstuk.

Fase overzicht

Inhoud per fase

Voorbereiden

Stap 1 - Kies je partners

Kies partners met wie je het profielwerkstuk samen kunt maken. Daarna werk je aan het profielwerkstuk tijdens een aantal lesuren die daarvoor speciaal worden ingeroosterd.

Daarnaast werk je er thuis aan.

Let op de volgende voorwaarden:

Je maakt het profielwerkstuk met z’n drieën. Je groepje bestaat uit medeleerlingen die hetzelfde PGP volgen.
Je kunt het beste samenwerken met partners die dezelfde profiel hebben als jij. Als dat niet zo is, moet je het onderwerp zo kiezen, dat het past bij de profielen die jullie hebben.
Kies personen met wie jij goed kunt samenwerken.

Stap 2 - Kies een onderwerp

Beslis samen wat het onderwerp van jullie profielwerkstuk gaat worden. Om een goed onderwerp te vinden kun je de volgende vragen in gedachten houden:

Wat wil je onderzoeken?

Het profielwerkstuk is een onderzoek. Je gaat dus aan de hand van een onderzoeksvraag op zoek naar een antwoord. Het is een vraag waar je niet zomaar een antwoord op kunt geven, maar waar je pas na het nodige onderzoek het antwoord op kunt vinden. Het is een vraag die uitnodigt om in een bepaald onderwerp te ‘duiken’, een vraag die je nieuwsgierig maakt naar het antwoord.

Wat wil je maken, bedenken of ontwerpen?

Het profielwerkstuk heeft als resultaat een bepaald product: een ontwerp, een plan, een actie, een kunstwerk, een spel, een activiteit, een les, een bedrijfje of nog iets anders. Je mag helemaal zelf bepalen wat je bedenkt of maakt, als het maar past bij de onderzoeksvraag en jullie PGP. Deze twee kanten van het werkstuk, onderzoeksvraag en product, horen dus bij elkaar.

Past het onderwerp bij het profiel en de vakken die jullie volgen?

Het onderwerp van je profielwerkstuk moet iets te maken hebben met in ieder geval twee verschillende vakken die jullie volgen.

Wat vind jij interessant?

Kies een onderwerp dat je leuk en interessant vindt en waar je enthousiast van wordt. Je moet er heel wat uurtjes aan werken; er moet een mooi product uitkomen en je moet de uitkomsten van je onderzoek boeiend kunnen presenteren. Dat lukt het beste als je een onderwerp kiest waar je met plezier mee aan de slag gaat!

Heb je geen idee wat je moet kiezen?

Probeer op de volgende manieren op ideeën te komen:

Klik hieronder op de knop voor inspirerende voorbeelden. Daar kun je inspiratie opdoen en op goede ideeën worden gebracht.

Denk aan de opleiding die je misschien na het vmbo wilt gaan volgen en de beroepen die je daarmee kunt gaan doen. Is er een beroep waar je meer over wilt weten en je in wilt verdiepen?
Blader een paar keer door kranten en tijdschriften. Wat wekt jouw interesse? Levert dit een interessante vraag op die je zou kunnen onderzoeken?
Gebruik ChatGPT als inspiratiebron (vermeld dit wel altijd netjes)
Vraag vrienden en vriendinnen die in eerdere jaren een sectorwerkstuk maakten wat zij hebben gedaan.
Vraag aan ouders of bekenden of zij ideeën hebben. Kennen ze iemand met een bijzonder beroep? Kennen ze iemand met een bijzondere hobby? Hebben ze iets interessants gelezen wat jou op een idee kan brengen?
Kijk rond in jouw buurt of woonplaats. Is er een interessant of bijzonder bedrijf of een instelling waar je meer over zou willen weten?

Voorbeelden

Stap 3 - Begin met je logboek

Je moet (per persoon) in ieder geval 40 uur werken aan je profielwerkstuk. Dat is een exameneis en je moet dus kunnen bewijzen dat je ieder 40 uur (of meer) hebt gewerkt. Dat bewijs lever je door gezamenlijk een logboek bij te houden. In je logboek schrijf je op wat je hebt gedaan, wie dat heeft gedaan, op welke datum, hoeveel uur je hebt gewerkt en wat het resultaat was van je werk.

Een voorbeeld van een logboek kan je via de knop bekijken:

Als je niet met je logboek kunt bewijzen dat je genoeg uren hebt gewerkt aan je profielwerkstuk, zal de beoordeling ervan “onvoldoende” zijn. Als je kunt aantonen met je logboek dat je er flink mee aan het werk bent geweest, zal de beoordeling “voldoende” of “goed” zijn.

Voorbeeld logboek

Stap 4 - Maak een werkplan

Om stap voor stap toe te kunnen werken naar een mooi eindresultaat moeten jullie een werkplan maken. Dit werkplan lever je in bij de vakbegeleider. Pas als het werkplan is goedgekeurd, mag je verder werken.

Het werkplan moet bestaan uit de volgende punten:

De namen van de groepsleden.
Het profiel dat jullie volgen.
De vakken die jullie betrekken bij het profielwerkstuk.
Het onderwerp van jullie profielwerkstuk.
De motivatie van jullie keuze. Wat maakt dat jullie gemotiveerd zijn voor dit onderwerp?
De onderzoeksvraag waar jullie een antwoord op gaan zoeken (dit noem je ook wel de hoofdvraag).
Een onderverdeling van de onderzoeksvraag in een aantal kleinere vragen (deze noem je ook wel deelvragen). Je hebt ongeveer acht tot tien deelvragen nodig om een goed onderzoek te kunnen doen. Kun je maar een stuk of drie deelvragen bedenken, dan is je onderwerp te klein. Heb je veel meer dan acht deelvragen, dan is je onderwerp te groot. Deelvragen zijn altijd open vragen, die beginnen met wat, waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, waardoor, etc. Het zijn geen vragen die je met ja of nee kunt beantwoorden.
Hoe en waar ga je informatie zoeken? Kijk hiervoor eerst bij Fase 2 stap voor stap, daar staan belangrijke regels over het zoeken van informatie. Je moet je aan die regels houden, anders wordt je werkplan afgekeurd! Ook kun je in fase 2 geen voldoende halen als je niet op de goede manier informatie hebt gezocht. Schrijf in je werkplan waar je naar informatie gaat zoeken en wie wat gaat doen. Zet er datums bij wanneer de verschillende onderdelen af moeten zijn. Zorg voor een eerlijke taakverdeling. Houd de einddatum van fase 2 in de gaten!
Welk product gaan jullie maken als resultaat van jullie onderzoek? Hiervoor hanteer je de hoofdstukken uit het format PVA van het PGP. Die bestaat uit de hoofdstukken:
- Achtergrondinformatie
- De opdracht
- To-do lijst
- Producten
- Kosten

Het maken van een product, dat vinden de docenten van het Morgen College een belangrijk onderdeel!

Voorbeeld van een werkplan:

Voorbeeld werplan

Stap 5 - Lever je werkplan in

Lever je werkplan voor de deadline in via magister mail. Je maakt hierover een afspraak met je begeleidend docent. Doe er ook een leeg formulier in

‘Beoordelingsformulier werkplan’. Dit kun je vinden in Magister bij de studiewijzers --> Profielwerkstuk TL en dan printen.

Je begeleider kan je feedback geven op je werkplan. Verbeter je werkplan dan en lever de verbeterde versie opnieuw in. Gooi het eerste werkplan niet weg, want de begeleider moet kunnen zien of je alles goed hebt verbeterd!

Informatie zoeken

Stap 1 - Informatie vinden

Om een antwoord te vinden op je onderzoeksvraag en de deelvragen, moet je op zoek gaan naar goede informatie.

Waar vind je goede informatie?

Websites

Op het internet is heel veel te vinden. Let bij het gebruiken van informatie van websites wel goed op de volgende punten:

Is de informatie betrouwbaar? (Vergelijk verschillende websites en kijk of ze het eens zijn.)
Komt de informatie van een deskundige? (Wie is de schrijver van de site? Weet hij of zij echt iets over het onderwerp of is het een scholier die maar wat opgeschreven heeft?)
Is de informatie recent? (Probeer te achterhalen wanneer iets op het net gezet is of voor het laatst is bijgewerkt. Soms is informatie op internet erg verouderd. Oude informatie klopt niet altijd meer.)

Boeken

De bibliotheek beschikt over veel informatieve boeken. Hier kun je dus ook veel informatie vinden. Tot 18 jaar ben je gratis lid van de bieb. Ga er eens heen samen met je groepsleden!

Kranten

In kranten kun je veel nuttige, interessante en handige artikelen vinden, maar dat is wel lastig als je zelf niet dagelijks de krant leest. Vraag mensen uit jouw omgeving om met je mee te zoeken! Vertel ze het onderwerp van jouw onderzoek en vraag ze om artikelen voor je uit te knippen.

Soms kom je ook via een zoekopdracht op internet op de site van een krant terecht. Je kunt ook zelf op internet zoeken in krantenarchieven.

Tijdschriften

In informatieve tijdschriften kun je bruikbare artikelen vinden. Vraag in je omgeving of mensen geabonneerd zijn op een tijdschrift waar iets voor jou in zou kunnen staan en vraag hun met jou mee te zoeken. Tijdschriften kun je ook lenen in de bibliotheek! Bijna elk tijdschrift heeft ook een website, ook daar kun je artikelen vinden. Bruikbare tijdschriften zijn bijvoorbeeld:

Kijk
Weet Magazine
National Geographic Junior

Je kunt het zo gek niet bedenken of er is wel een (vak)tijdschrift voor. Zo hebben bijvoorbeeld uitvinders (Vindingrijk), vissers (Beet), weerdeskundigen (Het Weer Magazine) en houtbewerkers (Het Houtblad) hun eigen blad! Kijk eens op www.proefabonnementen.nl welke tijdschriften er allemaal zijn en zoek dan de goede website erbij.

Musea

Zoek op internet of er een museum bestaat dat iets te maken heeft met jouw onderwerp. Heb je een museum gevonden, zoek dan het e-mailadres daarvan en stuur een mail met een vraag om informatie over jouw onderzoek. Medewerkers van musea hebben vaak enorm veel kennis die ze graag met je willen delen. Ook hebben ze soms mooie materialen die ze je willen sturen, wie weet levert het bruikbare dingen op voor je presentatie.

Documentaires

Ga op zoek naar een informatieve film over jouw onderwerp, bijvoorbeeld via www.uitzendinggemist.nl of via www.wetenschap24.nl.

Instellingen

Bestaan er instellingen die iets te maken hebben met jouw onderwerp? Denk bijvoorbeeld aan een ziekenhuis, een instelling voor gehandicapten, een school, het gemeentehuis, een rechtbank of een politiebureau. De mensen die daar werken kunnen je veel informatie geven. Misschien mag je langs komen voor een interview of een rondleiding. Klik op de knop hieronder voor de handleiding instellingsbezoek.

Bedrijven

Is er een bedrijf dat iets te maken heeft met jouw onderwerp? Dan moet je daar zeker een bezoekje aan brengen voor een interview of een rondleiding. Klik op de knop hieronder voor de handleiding bedrijfsbezoek.

Deskundigen

Ken je iemand die veel afweet van jouw onderwerp, dan is die persoon een waardevolle ‘informatiebron’. Houd met deze persoon een interview om al je vragen aan hem of haar te stellen. Vaak kun je dit combineren met een bezoek aan het werk van deze deskundige.

Handleiding bedrijfsbezoek

Handleiding instellingsbezoek

Stap 2 - Regels voor voldoende en verschillende bronnen

Bij het zoeken naar informatie moet je je aan de volgende regels houden:

Houd een lijst bij van alle bronnen die je hebt gebruikt. Met deze bronnenlijst moet je kunnen aantonen dat je genoeg bronnen hebt gebruikt. De bronnenlijst komt in je verslag.
Houd je aan de regels voor het vermelden van de bronnen. Klik op de knop hieronder voor een voorbeeld van een bronnenlijst. Volg dit voorbeeld precies, dus de volgorde, de kopjes, de komma’s en de schuin gedrukte letters.

Gebruik in ieder geval 12 verschillende bronnen (dus op je bronnenlijst staan in ieder geval 12 verschillende dingen).
Gebruik in ieder geval 4 verschillende soorten bronnen uit de lijst hierboven. Je kunt dus niet alleen maar informatie van het internet halen, je moet daarnaast ook boeken, kranten, tijdschriften of deskundigen raadplegen. (Soms haal je krantenartikelen of tijdschriftartikelen van internet. Dat mag, vermeld ze in je bronnenlijst dan als kranten- of tijdschriftartikel.)
Je moet in ieder geval één ‘praktijkbron’ gebruiken. Je kunt kiezen uit:
- Een bedrijfsbezoek / rondleiding bij een bedrijf dat te maken heeft met jouw onderwerp.
- Een instellingsbezoek / rondleiding bij een instelling die te maken heeft met jouw onderwerp.
- Een interview met een deskundige over jouw onderwerp. Klik hieronder op de knop voor een handleiding.
- Een straatinterview. Klik hieronder op de knop voor een handleiding.
- Een enquête. Klik hieronder op de knop voor een handleiding.

Bronnenlijst

Handleiding interview

Handleiding straatinterview

Handleiding enquete

Stap 3 - Informatie bewaren

Als je goede informatie hebt gevonden, moet je die ook op de goede manier bewaren. Je hebt de informatie later weer nodig om:

de informatie te delen met je medeonderzoeker
nog eens na te lezen wat je ook alweer had ontdekt
de informatie te verwerken bij het maken van je product
de informatie te bespreken met je begeleider
je onderzoeksverslag te schrijven
je presentatie te maken

Om de informatie goed te bewaren heb je vier bewaarplekken nodig:

Een multomap

Hierin bewaar je papieren informatie: stukken die je uit kranten en tijdschriften hebt geknipt, kopieën van belangrijke bladzijden uit bibliotheekboeken, aantekeningen van een bedrijfsbezoek of interview, vragenlijsten en resultaten van straatinterviews of enquêtes, enzovoort.

Een map ‘Profielwerkstuk’ op je laptop/iPad

Hierin bewaar je digitale informatie: tekst van websites (kopiëren naar Word en opslaan als Wordbestand), pdf-bestanden van internet, vragenlijsten voor een interview, enzovoort. Geef ieder bestand een duidelijke naam, waardoor je direct ziet wat het is.

Een map ‘Profielwerkstuk’ in je favorietenlijst in je internetbrowser

Elke website die interessant genoeg lijkt, voeg je toe aan je map favorieten. Dat bespaart je heel veel werk als je een website later weer nodig hebt. Als je alles goed bewaart in je favorietenlijst, hoef je misschien ook niet alle info van de bezochte sites te kopiëren en digitaal op te slaan, omdat je ze dan sowieso wel weer terug kunt vinden.

Een bronnenlijst

Terwijl je zoekt, zet je iedere goede bron meteen in je bronnenlijst. Doe dit niet pas achteraf, want dan kost het je heel veel tijd om alles terug te vinden. Je bronnenlijst is een belangrijk document, omdat je hiermee moet kunnen bewijzen dat je genoeg bronnen hebt gebruikt.

Stap 4 – Aan de slag met de informatie

Terwijl je bezig bent met het zoeken van informatie, kun je ook al direct aan de slag gaan met het maken van je ‘product’. Bij sommige onderwerpen zal je zelfs eerst aan de slag gaan met het product en pas als je aan het werk bent op zoek gaan naar informatie die je nodig hebt. Dan draai je dus fase 2 en fase 3 om of je werkt tegelijk aan fase 2 en 3. Dat is geen probleem. Let bij het maken van je product op de eisen die je gesteld hebt aan je product. Vergeet ook zeker niet om op de juiste volgorde te werken. Maak dus eerst de voorbereidende producten (denk aan bijvoorbeeld schetsen) voordat je het product zelf gaat maken.

Stap 5 – Toch een ander onderwerp?

Het kan zijn dat je tijdens het zoeken naar informatie ontdekt, dat je onderwerp of je onderzoeksvraag toch niet goed is. Bespreek dit zo snel mogelijk met je begeleider, dan kun je je onderwerp nog aanpassen of beginnen met een ander onderwerp. Wel moet je dan een nieuw of aangepast werkplan maken. Je begeleider moet het nieuwe werkplan eerst goedkeuren voor je verdergaat.

Stap 6 – Het logboek in fase 2

Ook in fase 2 moet je het logboek goed bijhouden. Vul het regelmatig in en bewaar het goed in je map.

Informatie verwerken

Stap 1 – Onderzoeksvraag beantwoorden

Terwijl je bezig bent met fase 2, het verzamelen van informatie, ontdek je de antwoorden op je onderzoeksvraag. Als het goed is, vind je op elke deelvraag een antwoord. Daardoor kun je ook een antwoord geven op de hoofdvraag, je grote onderzoeksvraag. Schrijf de antwoorden in jouw eigen woorden op in een Word-document. Dat gebruik je later in je onderzoeksverslag.

Stap 2 – Werkplan aanvullen of bijstellen

Nu je veel onderzoek hebt gedaan, heb je een beter beeld van de rest van het werk. Wat moet je doen om je werkstuk af te ronden? Wat moet er nog gebeuren om je product te maken? Hoe ga je het geheel presenteren? Dit is een goed moment om je werkplan nog eens goed te bekijken en aan te vullen of bij te stellen. Zorg voor een goede planning en een eerlijke taakverdeling. Houd de einddatum in de gaten. Houd je aan gemaakte afspraken. Vraag hulp van je begeleiders als je ergens niet uitkomt.

Stap 3 – Product maken

Heb je de onderzoeksvraag beantwoord, dan kun je aan de slag met het maken van het product dat je hebt gekozen. Het kan ook zijn, dat je al eerder bent begonnen met het product en dat je gaandeweg daardoor een antwoord hebt gevonden op je deelvragen en hoofdvraag. Je maakt je product aan de hand van het werkplan. Let hierbij op dat je alle afgesproken tussenproducten maakt.

Stap 4 – Onderzoeksverslag schrijven

Je profielwerkstuk is bijna af. Dit is een goed moment om je onderzoeksverslag te maken. Dit is een kort verslag waarin je aangeeft wat je hebt gedaan. Je maakt dit verslag met z’n drieën. Het onderzoeksverslag bestaat uit de volgende onderdelen:

Voorkant met titel, onderwerp, profiel, naam onderzoekers, klas(sen), naam vakbegeleider en een illustratie.
Inhoudsopgave (lijst met alle hoofdstukjes van het verslag en bijbehorend bladzijdennummer).
Inleiding (onderwerp kort uitleggen, hoofdvraag en deelvragen noemen, uitleg van jullie motivatie voor dit onderwerp).
Hoofdstuk 1 – antwoorden op de deelvragen (kort opschrijven welke antwoorden jullie hebben gevonden op de deelvragen).
Hoofdstuk 2 – conclusie (kort opschrijven welk antwoord jullie hebben gevonden op de hoofdvraag en wat het resultaat is van jullie onderzoek).
Hoofdstuk 3 – beschrijving van het gemaakte product (korte beschrijving van wat jullie hebben gemaakt. Er mag een foto of tekening bij, maar niet teveel, want het laten zien van je product bewaar je voor tijdens de presentatie).
Hoofdstuk 4 – evaluatie (kort beschrijven hoe jullie het werken aan het sectorwerkstuk hebben beleefd. Vertel iets over het proces (de samenwerking, jullie aanpak, problemen of successen die je hebt meegemaakt) en iets over het product (de inhoud van je onderzoek, wat eruit kwam, hoe het product is geworden).
Hoofdstuk 5 – bronnenlijst (complete lijst van alle bronnen die je hebt gebruikt).

Let op: houd je precies aan de indeling hierboven!

Tip: veel onderdelen van je onderzoeksverslag heb je al klaar! Kijk in je werkplan, daar vind je alles al wat in de inleiding moet komen. De antwoorden op je onderzoeksvragen heb je al opgeslagen in een Word bestand. De bronnenlijst heb je ook bijgehouden in een Word bestand.

Stap 5 – Onderzoeksverslag inleveren

Controleer goed of je je precies hebt gehouden aan de indeling bij stap 4 en of echt alle punten die daar staan in je verslag zitten. Lever het verslag daarna pas in bij je begeleider.

Bij de beoordeling van het verslag wordt ook gelet op spelling. Als er teveel spelfouten in je verslag zitten, moet je eerst de spelling verbeteren voordat het verslag verder wordt beoordeeld. Als het verslag onvoldoende is, moet je het verbeteren. Let op: ook hier geldt weer dat het definitieve verslag voor de deadline moet zijn ingeleverd!

Stap 6 – het logboek in fase 3

Ook in fase 3 moet je het logboek goed bijhouden. Vul het regelmatig in en bewaar het goed.

Presenteren

Stap 1 – De presentatie voorbereiden

Als je onderzoeksverslag met een voldoende is beoordeeld, kun je de presentatie gaan

voorbereiden. Alle informatie die je daarvoor nodig hebt, heb je al. Je kunt je onderzoeksverslag heel goed gebruiken als leidraad voor je presentatie.

De presentatie

duurt ongeveer tien minuten
houd je in een lokaal tijdens de presentatieavond op donderdag 30 januari 2025
heeft als publiek ouders, docenten en andere belangstellenden
wordt beoordeeld door de vakbegeleider
telt mee in de eindbeoordeling

De presentatie bestaat uit dezelfde onderdelen als het onderzoeksverslag, behalve de bronnenlijst. De onderdelen zijn

Welkom en voorstellen
Onderwerp, onderzoeksvraag (hoofdvraag en deelvraag), motivatie voor het onderwerp
Antwoorden op de onderzoeksvragen. Maak hier geen droge opsomming van feiten van, maar gebruik illustraties, gebruik het product dat jullie gemaakt hebben en vertel opvallende, grappige en verrassende dingen die je tegenkwam tijdens het werk. Wat ging er mis? Wat lukte er beter dan verwacht? Wat ging er heel anders dan jullie hadden gedacht? Wat was bijzonder? Dat zijn de ‘smaakmakers’ in je presentatie!
Het gemaakte product laten zien (en demonstreren). Dit zal er bij elk product anders uitzien. Heb je het ideale kippenhok ontworpen en gemaakt, dan laat je dat zien. Heb je een activiteit voor ouderen in een verzorgingshuis uitgevoerd, dan laat je daar een video-opname van zien. Heb je een nieuwe functie voor een leegstaand gebouw bedacht, dan laat je daar ontwerptekeningen van zien. Laat ook stukken van het proces zien. Denk dus ook aan de gemaakte schetsen.
Conclusie. Wat is het uiteindelijke resultaat of antwoord na alles wat je onderzocht en gedaan hebt?
Evaluatie. Hoe hebben jullie het werken aan het sectorwerkstuk beleefd?.
Vragenrondje en bedanken.

Tijdens de presentatie heb je ruimte om foto’s, video’s, tekeningen, schema’s en grafieken te laten zien die je niet in je onderzoeksverslag kwijt wilde. Je mag ervan uitgaan dat je tijdens de presentatie beschikt over digibord.

Gebruik je een presentatie met beelden op het scherm, dan kun je kiezen voor een presentatie met PowerPoint, Canva of Prezi.

Titel

Tijdens de presentatieavond kan het publiek een keuze maken uit verschillende presentaties die op hetzelfde tijdstip worden gehouden in verschillende lokalen. Het is belangrijk om goede reclame te maken voor jullie presentatie! Dat doe je door een titel te bedenken die uitnodigend is of nieuwsgierig maakt. De titel komt op het programma van de avond.

Stap 2 – Het logboek in fase 4

Ook in fase 4 moet je het logboek goed bijhouden. Vul het regelmatig in en bewaar het goed in je map. Lever het in op de presentatieavond.

Stap 3 – De presentatie houden

Waar moet de presentatie aan voldoen?

De presentatie begint met een welkom voor de toehoorders en vertellen wie jullie zijn.
De presentatie duurt ongeveer tien minuten.
Je wisselt elkaar af bij het presenteren en hebt allebei een even groot aandeel.
Je vertelt uit je hoofd. Als geheugensteuntje mag je sleutelwoorden op papier zetten. Alles voorlezen is niet de bedoeling.
Op het scherm leg je de nadruk op de beelden. Je zet geen lange zinnen op het scherm, want de inhoud moet je vertellen.
Kun je tien minuten vullen met het laten zien van jullie aanwezige product, dan mag je ook alleen over het product vertellen of het product demonstreren. Een aanvullende presentatie op het scherm is dan niet nodig, maar mag wel.
Je presenteert zo boeiend en creatief mogelijk.
Na afloop geef je de aanwezige ouders, leerlingen en docenten kort gelegenheid vragen te stellen en bedank je hen voor hun aandacht.

Beoordeling

PWS deel

Het profielwerkstuk bestaat uit verschillende onderdelen die allemaal meetellen in de beoordeling. Hierdoor wordt beoordeeld wat je gemaakt hebt (het product) maar ook hoe je gewerkt hebt (het proces). Achterin dit boekje en in Magister staan de beoordelingsformulieren, zodat je kunt zien waar op gelet wordt. De onderdelen die beoordeeld worden zijn

het werkplan
het logboek
het onderzoeksverslag
de presentatie

Alle onderdelen samen bepalen het eindoordeel, dat onvoldoende, voldoende of goed kan zijn. Na de presentatieavond vult je begeleider het formulier in voor de eindbeoordeling.

Met een onvoldoende voor het profielwerkstuk mag je geen examen doen, dus je werkt net zo lang door tot je een voldoende hebt.

De titel van je profielwerkstuk en het eindoordeel worden vermeld op je diploma.

Beoordeling werkplan

Beoordeling verslag

Beoordeling presentatie

Eindbeoordeling

PGP deel

Het produceren van het product geldt mee voor de afsluiting van het praktijkgericht programma. Hiervoor krijg je 3 aparte cijfers die een hoge weging hebben. Hierdoor heeft het PWS ook een afsluitend karakter bij het praktijkgerichte programma. Je wordt op de volgende onderdelen beoordeeld:

Het proces
Het eindproduct
De presentatie

Voor de beoordeling worden de formulieren gebruikt die je bij het PGP inmiddels wel kent.